Jip is vanaf haar negende een fanatieke waterpolospeelster.
Nou ja, speelster, ze is de keeper. En zeker geen slechte. Na een paar jaar
kwam ze in de kring Utrecht, waardoor ze extra trainingen kon gaan volgen in
Zeist. Op haar hoogtijdagen trainde ze 12 tot 14 uur per week. Ze was fanatiek
en sloeg zelden een training over. Daarnaast eiste van haar team ook een flinke
discipline. Het gaat ergens om dus moet je er ook voor werken als het niet
lukt. Een prima instelling voor topsport. Ze heeft voor de waterpolo heel wat
zaken opgeofferd, maar zo zag zij dat niet. Ze maakte de keuze voor polo, dus
moet je daar andere zaken voor laten. Zo simpel is dat.
Toen ze veertien was verhuisden we tijdelijk voor een half jaar naar een boerderij tussen Amersfoort en Nijkerk in. Verder van school kon bijna
niet, 14 kilometer heen en uiteraard 14 kilometer terug. Drie keer in de week
kwam daar nog een fietstocht naar de training bij. 10 kilometer heen, 10
kilometer terug. Ze heeft hier nooit over geklaagd. Dit was namelijk meteen een
goede training voor het uithoudingsvermogen.
Na een paar maanden komt ze toch
wel erg mopperend thuis van school. Ze heeft het gehele weekeinde een toernooi gehad,
fietst op maandag weer naar school en krijgt van de gymdocent te horen dat ze
samen met Anouk erg lui is. Nu kan ik me voorstellen dat puberende meisjes, die
voor de honderdste keer moeten hockeyen waar ze geen zin in hebben, lastig
kunnen zijn, maar lui? De verbazing van deze docent was groot toen hij hoorde
dat zowel Jip als Anouk tweede van Nederland waren geworden met hun provinciale
team. “Een beetje verdiepen in je leerlingen en je weet dit”, zei zijn collega
tegen hem. Over lui gesproken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten