Vandaag hebben we in Eindhoven een wandeling gemaakt in het
kader van de Dutch Design Week. De wandeling leidt ons onder andere langs
ontwerperscollectief 0304. Dit collectief laat een serie handgemaakte krukjes
zien. Deze zijn gemaakt van snoei- en afvalhout en schapenvacht. Ze zien er erg
aaibaar uit.
De wol brengt mij in gedachten terug in de tijd. Ik zie mijn
moeder in haar hippe periode (eind jaren zeventig). Ma ging leren spinnen, want
dit zou erg rustgevend zijn. Voordat er gesponnen kon worden moet er natuurlijk
wol zijn. Deze werd gekocht bij de schapenboer. Voornamelijk witte wol. Zo’n
schapenvacht zit vol met stront, pis, allerlei stro en resten uit de wei. Het
moest dus goed uitgeborsteld worden, gekaard zoals dat heet. Ma deed dit trouw,
met schort om en op de tegels om zo de troep te beperken. En maar borstelen. Ook
rustgevend, maar ook smerig. Hoe beter er geborsteld werd, hoe gemakkelijker je
kon spinnen. Vervolgens werd de wol gesponnen tot mooie egale draden wol. Als
de wol gesponnen was kon deze gewassen worden, het liefst in zout water. En
klaar voor gebruik!
Haar kinderen waren al snel voorzien van een schapenwollen
witte trui. De volgende serie truien werd gemaakt van witte en bruine wol.
Daarna waren de soorten op. Ma besloot de wol voortaan natuurlijk te verven.
Alle uienschillen moesten bewaard worden. Één kilo uienschillen zorgde voor een
gelige kleur. Aluin was goed voor turkoois. Zo werden vele kleuren ontdekt. De
truien werden gevarieerder.
Het spinnen op een spinnewiel was inderdaad een zeer rustgevende activiteit.
Zowel voor ma als voor mij. Maar de onrust eromheen was een hoop gedoe. Wat
moest je met zoveel gesponnen wol? Waar is eigenlijk dat spinnenwiel gebleven?
Ze zal het toch niet weggegooid hebben?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten